Schriftelijke vraag van de heer Bert Anciaux aan de minister van Buitenlandse Zaken over de mishandeling van een Belgisch onderdaan in een Marokkaanse Gevangenis
Zoals de minister wellicht weet is de in een Marokkaanse gevangenis verblijvende Belg Ali Aarrass sinds 10 juli in hongerstaking om te protesteren tegen de mishandelingen die hij er al enkele jaren ondergaat. Deze mishandeling is zeer reëel en werd ondermeer bevestigd door het het rapport van de speciale VN-rapporteur Juan Mendez, die tenvolle de verklaring van Ali Aarrass ondersteunt dat hij werd gemarteld in Marokko en zelf stelt dat zijn veroordeling uitsluitend gebaseerd is op bewijzen bekomen door foltering.
Toch weigert België elke tussenkomst omwille van het Marrokaans staatsburgeschap van Ali Aarras (dubbele nationaliteit). Het beroept zich daarvoor op het Verdrag van Den Haag van 12 april 1930 dat stelt dat men de diplomatieke bescherming niet kan uitoefenen ten gunste van één van zijn onderdanen tegenover een Staat, waarvan deze persoon eveneens de nationaliteit bezit. Een vreemd argument gezien Marokko dit verdrag nooit heeft ondertekend. Verder stelt de minister geen precedent te willen scheppen.
De inertie van België klinkt des te wranger nu blijkt dat de Marokkaanse Koning op vraag Spanje recent gratie heeft verleend aan 47 Spanjaarden. België kan dus niet meer beweren dat ze niet tussen beide kan komen, al was het maar op een discrete en informele manier.
In eerdere vragen hierover werd mij geantwoord dat een parlementaire vraag geen gepaste manier is om individuele consulaire gevallen te bespreken. Maar deze schande is ondertussen door de groeiende media aandacht en door de veelvuldige aanklachten van mensenrechtenorganisaties zoals amnestie international uitgegroeid tot een publieke zaak. De grond van de zaak blijft daarbij dat een landgenoot van ons gefolterd wordt en dat België desondanks weigert tussen te komen.
Hierover de volgende vragen
1. Hoe evalueert en duidt de minister het bericht dat onze landgenoot, de heer Aarrass, in een Marokkaanse gevangenis wordt gefolterd? Is de minister op de hoogte van zijn hongerstaking?
2. Heeft ons land ondertussen maatregelen getroffen om deze landgenoot bij te staan? Zo ja, welke, wanneer, door wie en met welke gevolgen? Zo neen, hoe verklaart de minister de Belgische inertie in dit geval? Bestaat er dan veel druk vanuit de Marokaanse autoriteiten om niet te interveniëren in deze zaak?
3. Indien de minister meent dat hij niet kan antwoorden, dan stel ik deze vraag over alle landgenoten die de dubbele nationaliteit bezitten en die opgesloten en gemarteld worden in een Marokkaanse gevangenis.
4. Heeft de minister zijn bezorgdheid reeds geuit bij de Marokkaanse autoriteiten over deze berichten van foltering? Zo ja, wanneer en met welk resultaat? Zo neen, waarom niet en plant de minister alsnog dergelijke bevraging?
5. Heeft de minister of zijn vertegenwoordigers de familie en/of de advocaten van Ali Aarrass reeds ontvangen voor een onderhoud? Zo ja, wanneer en met welk resultaten? Zo neen, waarom niet en plant hij om dit alsnog te doen?
6. Indien de minister meent dat hij niet moet antwoorden, dan stel ik de minister de vraag wat hij al gedaan heeft voor alle belgen die eveneens de Marokkaanse nationaliteit hebben en die in een Marokkaanse gevangenis gefolterd worden. Heeft de minister al advocaten en familie van deze landgenoten ontvangen en wat heeft hij voor hen al gedaan?
7. Heeft het Koninkrijk Marokko het Verdrag van Den Haag van 12 april 1930 ondertekend en geratificeerd? Zo neen, begrijpt de minister mijn onbegrip over het inroepen van art 4 van Verdrag van Den Haag van 12 april 1930 als rechtvaardiging voor het niet tussenkomen? Begrijpt de minster mijn opvatting dat men niet kan vasthouden aan dit artikel van dit verouderd verdrag in het geval van grove en geregistreerde schendingen van de mensenrechten?
8. Welke gevolgen heeft het verdrag van Den Haag van 12 april 1930 voor de landgenoten met dubbele nationaliteit? Voor welke landen en nationaliteiten geldt dit verdrag? Zijn deze bepaalde landgenoten voldoende op de hoogte van het gebrek aan bescherming wanneer ze naar hun tweede thuisland afreizen?
9. Meent de minister niet dat een proactieve en dynamische houding van België genoodzaakt is wanneer een landgenoot in een derde land gemarteld wordt, ook al heeft deze landgenoot een dubbele nationaliteit?
10. Meent de minister dat landgenoten met een dubbele of meervoudige nationaliteit niet dezelfde bescherming verdient omdat hij meer dan één nationaliteit heeft?
11. Wil de minister door zijn afstandelijkheid een signaal geven dat België buitenlandse folteringen gerust laat gebeuren en dat ons land in zulke gevallen de andere kant opkijkt? Vindt de minister niet dat hij hier volkomen nalatig is en zelfs medeplichtig aan onmenselijke praktijken? Denkt de minister niet dat de folteraars zich immers gesterkt weten door de nalatigheid van ons land?
Bert Anciaux