Ali Aarrass : gefolterd in Marokko !

dans ARCHIVES par

De zaak Ali Aarrass 8 februari 2011 : Na zijn uitlevering door Spanje, tegen het uitdrukkelijke verzoek van het Comité van de Mensenrechten van de Verenigde Naties om deze uitlevering op te schorten, is de Belgo -Marokkaan Ali Aarrass gefolterd in Marokko.

Ali Aarrass is Belgo-Marokkaan. Hij is Marokkaan, enkel en alleen omdat hij over een identiteitsbewijs moest beschikken om te kunnen reizen. Ali Aarrass is immers geboren in de Spaanse enclave Melilla. Hij heeft nooit in Marokko gewoond en hij heeft geen enkele band met dat land.

Ali Aarrass woonde 28 jaar in België. Hij heeft er zijn militaire dienstplicht gedaan. Hij heeft er een winkel gehad, en hier zijn leven opgebouwd.

Ali Aarrass heeft een blanco strafblad zowel in België als in Spanje, waarnaar hij was teruggekeerd in 2005 om er dicht bij zijn vader te gaan wonen. Ali is in Spanje tweemaal het voorwerp geweest van een gerechtelijke enquête. Die moest uitmaken of hij geen banden onderhield met terroristische groeperingen. Na een onderzoek van bijna drie jaar, onder leiding van rechter Baltasar Garzon, werd Ali van alle blaam gezuiverd.

Ali Aarrass werd sinds april 2008 in een Spaanse gevangenis opgesloten, nadat Marokko tegen hem een uitleveringsverzoek had uitgevaardigd. Hij wordt er door die Staat immers van verdacht deel uit te maken van de « terroristische cel Belliraj ».

Het is algemeen bekend dat Marokko in zijn strijd tegen het terrorisme systematisch mensen martelt. De strijd tegen het terrorisme is ook het motief dat door die Staat wordt aangevoerd om elke vreedzame politieke oppositie te muilbanden. Het is eveneens geweten dat het « proces Belliraj », zoals het werd opgevoerd in Marokko, niet meer dan een schertsvertoning was, een karikatuur van wat justitie hoort te zijn. Verdachten werden gefolterd en vervolgens veroordeeld op basis van hun eigen « bekentenissen », die waren verkregen door marteling.

Over deze kwestie, zijn de kritieken van de internationale mensenrechtenorganisaties eensluidend met die, die we vandaag horen weerklinken tegen die andere Maghreb-landen, nu in volle omwenteling.

Ali Aarrass verzette zich met alle kracht tegen zijn uitlevering.
Hij ondernam niet minder dan drie hongerstakingen om zijn uitlevering te vermijden.

Sinds de opsluiting in Spanje heeft de familie van Ali aan de Belgische minister van Buitenlandse Zaken gevraagd om tussen te komen. Maar de minister weigerde om contact op te nemen met Spanje. De minister weigerde zelfs om de bezorgdheid van de Belgische autoriteiten met betrekking tot hun onderdaan kenbaar te maken. De minister baseerde zich daarvoor op wat hij noemde « het wederzijdse vertrouwen » dat bestaat tussen de verschillende Europese landen. Een volkomen misplaatst vertrouwen, zoals blijkt.

Op 19 november 2010 keurde de Spaanse Raad van Ministers de uitlevering van Ali Aarrass aan Marokko goed. Maar Spanje weigerde tegelijkertijd de uitlevering van de heer EL BAY, die in de gevangenis zit voor dezelfde zaak, maar die de Spaans-Marokkaanse nationaliteit bezit. Spanje stelde deze man, overigens terecht, in vrijheid.

Bij het Comité voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties werd daarop, bij hoogdringendheid, een verzoek ingediend om de overlevering van Ali Aarrass naar Marokko te voorkomen.

Tot opluchting van Ali’s familie, vaardigde dit Comité voor de Mensenrechten, op 26 november 2010. een voorlopige maatregel uit, waarin Spanje werd gevraagd niet over te gaan tot de uitlevering.

De mensen rondom Ali hoopten dat daarmee het onrecht, dat hij al jaren moest ondergaan, eindelijk zou stoppen.

Niets was minder waar. Op 14 december 2010, werd de Belgische consul, die eindelijk de opdracht had gekregen om de heer Aarrass een bezoek te brengen in de gevangenis, op de hoogte gesteld dat zijn bezoek aan Ali niet kon plaatsvinden: Ali Aarrass was immers uitgeleverd.

Het moet gezegd dat de consul zelfs niet de moeite heeft genomen om de advocaten van Ali of zijn familie op de hoogte te stellen van dit feit. Het is via de pers dat de uitlevering aan zijn familie werd bekend gemaakt.

Door Ali Aarrass uit te leveren, tégen de voorlopige maatregel van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties in, heeft Spanje manifest zijn internationale verplichtingen geschonden (1). Deze houding van Spanje is des te meer schokkend, als men weet dat het de uitlevering liet doorgaan, nadat het Comité voor de Mensenrechten, de vraag van Spanje om de voorlopige maatregel op te schorten, had afgewezen. Spanje had hierom gevraagd op 7 december 2010.

Na deze illegale uitlevering, werd de Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken opnieuw gecontacteerd. Ditmaal verschool het ministerie zich achter ‘de dubbele nationaliteit’ van Ali Aarrass om elke tussenkomst in zijn voordeel af te wijzen. Deze houding lijkt ons onaanvaardbaar. Het is inderdaad zo dat Marokko zou kunnen weigeren om in te gaan op de vragen van de Belgische consulaire autoriteiten. Maar België kan zich niet onttrekken aan zijn diplomatieke verplichtingen, zeker als men weet dat internationale druk op zich al een bescherming uitmaakt voor Ali Aarrass.

Van 16 december 2010 af zijn zeer vele stappen ondernomen om te weten te komen waar de heer Aarrass zich bevond en om hem enige steun te kunnen verlenen. De Marokkaanse minister van Justitie werd op de hoogte gesteld van de precaire gezondheidstoesand van Ali Aarrass, die net voor zijn uitlevering, al bijna een maand in hongerstaking was. De Speciale Rapporteur tegen Foltering van de Verenigde Naties werd eveneens op de hoogte gebracht, gezien er een reële vrees voor inhumane behandeling bestond.

De Marokkaanse procedure inzake inverzekeringstelling laat toe om iemand, in het kader van de wetgeving op het terrorisme, twaalf dagen vast te houden. Tijdens deze periode is de verdachte in volkomen afzondering en kan hij niet communiceren met de buitenwereld, noch beroep doen op de bijstand van een raadsman. In zijn rapport van 1 december 2004, had het Comité voor de Mensenrechten in dit verband al gesteld : « Het Comité beschouwt de duur van de inverzekeringstelling gedurende dewelke een verdachte kan worden vastgehouden, zonder voor een rechter te moeten verschijnen, als excessief – het gaat om 48 uur (eenmaal verlengbaar) voor gewone misdrijven en 96 uur (tweemaal hernieuwbaar) voor misdrijven in verband met terrorisme . De betrokken Staat zou haar wetgeving inzake de inverzekeringstelling in overeenstemming moeten brengen met de bepalingen van artikel 9 en alle andere bepalingen van het Verdrag. De betrokken Staat zou zijn wetgeving moeten aanpassen om de aangehouden persoon toe te laten beroep te doen op een advocaat van bij het begin van de inverzekeringstelling (artikelen 6, 7, 9, 10 en 14 van het Verdrag) « (2).

Het was tijdens deze illegaal lange periode van inverzekeringstelling dat de heer Aarrass gefolterd is. Hij werd gedurende verschillende dagen belet om te slapen en werd onophoudelijk ondervraagd. Tijdens deze ondervragingen zou Ali volgende praktijken hebben ondergaan : inspuiting van chemische stoffen, toedienen van elektrische schokken op de genitaliën, de foltering met de fles (verkrachting) en vele andere onuitsprekelijke mishandelingen.

Het blijkt dat de heer Aarrass in zo’n toestand verkeerde dat het onmogelijk was om hem voor te leiden voor een onderzoeksrechter, Toen hij daarna voor een tweede keer werd voorgeleid mocht de raadsman van de heer Aarrass hem vergezellen, maar de magistraat weigerde om de beschuldigingen van foltering van de heer Aarrass te noteren.

Het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende straffen of behandeling van 10 december 1984 verplicht echter hetvolgende :

« Elke betrokken staat ziet erop toe dat elke persoon, die beweert dat hij werd onderworpen aan foltering op zijn grondgebied onder zijn gezag, het recht heeft om klacht neer te leggen bij de bevoegde autoriteiten van die staat, die op hun beurt de zaak snel en onpartijdig zullen onderzoeken. Maatregelen zullen worden genomen om de klager en eventuele getuigen tegen mishandeling of intimidatie te beschermen, die het gevolg zouden kunnen zijn van zijn klacht of van elke andere neergelegde verklaring.  »
« Elke betrokken staat ziet erop toe dat er geen verklaring, waarvan werd vastgesteld dat ze verkregen werd door foltering, zal worden aangevoerd als een bewijs in een rechtszaak. Tenzij de verklaring tegen de van foltering beschuldigde persoon, die dient om aan te tonen dat een verklaring werd afgelegd « (3).

Gezien al wat voorafgaat zijn de familieleden en vrienden van Ali Aarrass uiterst bezorgd. Ze zijn bang dat Ali zal worden veroordeeld op basis van bekentenissen die verkregen werden door foltering, zowel die van hemzelf als die van de heer Belliraj. Het Marokkaanse dossier bevat immers geen enkel objectief element dat de betrokkenheid van de heer Aarrass in een terroristische groepering moet aantonen.

De familie en vrienden van de heer Aarrass roepen de Spaanse en Belgische overheden op om zich te bekommeren om het lot van diegene die ze hebben overgeleverd aan zijn folteraars.
Ze eisen dat er een onpartijdig onderzoek komt inzake de beschuldigingen van foltering.
Zij roepen alle mensen van goede wil op om druk uit te oefenen opdat Ali een eerlijk proces zou krijgen.
Ze dringen er bij de Marokkaanse justitie op aan om te weigeren foltering te accepteren en om recht te spreken op een wijze die het Marokkaanse volk eer aandoet.

(1) Voy. Par exemple: Comité des Droits de l’Homme, Piandiong c/ Philippines, 2000, n° 869/1999 ou Comité des droits de l’Homme, Khalilova c./ Tadjikistan, 2005, n° 973/2001.
(2) Comité des droits de l’homme, « Observations finales du Comité des droits de l’homme : Morocco », CCPR/CO/82/MAR, 1er décembre 2004, point 15
(3) Articles 13 et 15 de la Convention contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants du 10 décembre 1984

Laisser un commentaire

Your email address will not be published.

*